Literatuur
- Zwiers, L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin "Keldergat": blz. 614 (Ingang vanaf de buitenzijde van een gebouw is het keldergat. "Is de ingang zeer nauw, of binnenshuis onder een trap, dan noemt men die ook wel Kelderhals" - dit is de relevante tekst volledig)
- Holst, Jean Christian, "Lübisches Baurecht im Mittelalter". In: Arbeitskreis für Hausforschung, Historischer Hausbau zwischen Elbe und Oder. Deel in de serie 'Jahrbuch für Hausforschung' [1998], nr 49. Marburg (Jonas Verlag), 2002cop. [414 blz. ISBN 3.89445.294.3], blz. 115-181. Hierin "Kellerhälse": o.a. blz. 121 ("Ohne dass sich dies in der Rechtsetsung oder der Spruchpraxis erkennbar niederschlägt, herrschte offenbar in Lübeck wie in anderen Städten lübischen Rechts aber schon seit dem mittleren 13. Jahrhundert Konsens, dass die zur Erschliessung und kaufmännischen Nutzung der Keller notwendigen Kellerhälse - meist nahe beiden vorderen Hausecken -, in den meisten Städten auch erhöhte Vorplätze vor den Dieletüren, die sogenannten Beischläge, auf öffentlichen Grund zu dulden seien, obwohl sie in manchen Städten des Binnenlandes verboten waren." Met voetnoten 59, 60 en 61.).
- Haans, F.A.C. & C.J.B.P. Frank, De ondergrondse stad. Een tocht door de Arnhemse kelders. Deel in de serie 'Arnhemse Monumentenreeks', nr 13. Utrecht (Matrijs), 2003cop. [64 blz. ISBN 90.5345.238.9]. Hierin: blz. 32-36 (bij de bespreking van de 14e-eeuwse tongewelfde kelders: "Bijzonder is echter de aanwezigheid van een onderdeel, dat nergens anders zo veel en zo consequent werd toegepast als in het veertiende eeuwse Arnhem: het rond de toegangstrap gemetselde portaal met een deur, op kelderniveau afsluitbaar. Het gaat om een in de kelder zelf, meestal in een van de hoeken tegen de voorgevel gemetselde ruimte, waarin de trap vanuit de kelder naar de straat was ondergebracht". Bewaard gebleven bij het Sint-Petersgasthuis, het enige voorbeeld met een trap in het midden. Het trapportaal was geen gesloten blok: de trap liep over een half tongewelf naar de voorgevel, de ruimte eronder was open), 38 ("Voor de gewelfde ingang van een kelder gebruikte men [in de middeleeuwen] de term 'kelrehals'")
- Beukers, Mariëlle, "De route van de wijn. Wijn en wijnhandel in de stad Utrecht in de veertiende en vijftiende eeuw; een eerste verkenning". In: Jaarboek van Oud-Utrecht, 2007, blz. 5-46. Hierin: blz. 16 (Afbeelding van schroder die wijnvat met om paal gewikkeld touw in kelderhals neerlaat over een schrootladder, een ladder waarvan de sporten hol gebogen zijn om het vat niet te hinderen. Bijschrift: "Ook de scroders in Utrecht zullen zich ongetwijfeld bediend hebben van palen en ladders, zoals op deze afbeelding uit Duitsland te zien zijn. Het touw om de paal werd aan het vat bevestigd, waarna het over een zogenaamde schrootladder in de kelder kon worden neergelaten of naar boven getrokken. Uit: Hausbuch der Landauerschen Zwölfbrüderstiftung, (ca 1516), Nürnberg, Stadtbibliothek, Amb. 297.2,f.8v")